Standplaats serveert, Jan Fedinger: over de ruimtelijkheid van klank.

Gezien op: 21-06-2019 Door: Anna van der Kruis.

Jan wil weten hoe hij de sculpturale kwaliteit van geluid tastbaar kan maken. Er staan vier boxen. Links en rechts van hem en aan de andere zijde van de ruimte. In elke hoek één. En er liggen zitzakken op de grond. Jan staat voor een apparaat met veel verschillende fel gekleurde kabeltjes waar hij aan draait. Het geluid houdt het midden tussen de ruis die soms op een kabel zit en muziek.

Het duurde een tijd voordat ik doorhad dat Jan een van de standplaats-makers was. Ik heb de sleutel van het fort sinds februari. In het begin zat ik er vaak in mijn eentje te schrijven. Dan deed ik de voordeur op slot en zei ik: ik zit veilig in mijn fort. Jan zat een verdieping lager en was er ook vrij regelmatig. Hij heeft een bureau achter een schotje in de ruimte die mij aangewezen was als beschikbaar voor huurders. Ik dacht daarom dat Jan een huurder was. De standplaats-makers waren in mijn beleving afwezig en de huurder betaalde, dus die kwam wel.

Het bleek dat ik het mis had. Jan is geluidskunstenaar. En hier lig ik nu, te luisteren naar zijn werk. Ik stel mij voor dat het een landschap is.

Ik denk aan het artikel dat ik afgelopen week in de New York Times las. Er is een loods afgebrand in Amerika, vol met masters. De originele opnames van nummers en albums van wereldberoemde muzikanten. Veel jazz. Country. Soul. Genres waar ik van houd. De platenmaatschappij heeft de ramp geheim gehouden, maar de journalist wil daar verandering in brengen.

Het is een filosofische verhandeling over wat een master eigenlijk is. Schijnbaar is onze opnametechniek altijd meer verfijnd geweest dan onze afspeelmogelijkheden. Om muziek af te spelen moet je hem comprimeren en daarbij gaat kwaliteit verloren. Het verklaart waarom nieuwe uitgaven van oude platen zoveel stof kunnen doen opwaaien. Het is geen dingetje voor nerds, je kan daadwerkelijk het verschil horen. Alsof je plots midden in de oefenruimte staat en voelt hoe de muziek bedoeld is. Van heel veel werk is er nu alleen nog maar de kopie.

In de gebouwen van Jan mag ik door alle gangen dwalen. Me in alle hoeken verschuilen. Over elke richel heenkijken. Het duurt een tijdje, voordat het mij werkelijk lukt me over te geven. Te gaan liggen op mijn zitzak en mijn ogen dicht te doen. De andere mensen om mij heen te vergeten. De gesprekken die we voerden tijdens het eten.

De jongen met de filmcamera, die alles vastlegt. Ik betrap mezelf erop dat ik steeds precies naar de lens kijk als de camera het publiek filmt en ongeveer ter hoogte is van waar ik zit. Wat zonde moet dat zijn voor het beeld, als ik niet helemaal opgezogen ben door wat ik hoor, maar zo bewust van mijn omgeving – en op mijzelf gericht.

Ik denk aan die middag. Ik was bij een voetreflextherapeut. Er was een open spreekuur en ik was nieuwsgierig. Ik houd ervan als iemand mijn voeten aanraakt. Ik wil graag steviger op de grond staan. En minder opgeslokt worden door mijn hoofd. Ik verwacht er folders en een agenda. Meer mensen zo als ik. Maar ik krijg onverdeelde aandacht. We praten wat en daarna mag ik plaatsnemen op de behandelbank. Ik ga een beetje muziek opzetten, zegt ze, want alles bestaat uit trillingen, wij ook en daarom geloof ik dat deze muziek iets doet, dat het helpt.

Dat ik mij kan overgeven aan die van Jan, ontroert me. Ik denk aan zoutbaden, zwemmen in koud water, de sauna. Zou het kunnen, dat Jan mij de echte wereld laat voelen in plaats van een kopie en

dat dat heelt? Als ik besluit dat ik daarin geloof. Waarschijnlijk wel.